Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [64]Dat Hij van op mij Zijn [65]roede wegdoe, en dat Zijn verschrikking mij niet verbaasd make; 64. Alsof hij zeide: Indien ik van dit lijden ontslagen ware, en dat ik maar met mijns gelijke te doen had, die mij door zijn majesteit niet verschrikte, ik zou haast doen blijken dat deze plagen mij niet overgekomen zijn om enige grove zonden en boosheden, gelijk gijlieden meent. 65. Dat is, zijn straf en kastijding. Alzo 2 Sam.7:14, onder, hfdst.21 vs.9, en hfdst.37 vs.13; Ps.89:33; Jes.10:5; Klaagl.3:1.